DG Chris Kuijpers ziet potentie in optoppen
Uit de pilotsfeer
Een gesprek met:

Chris Kuijpers
Directeur-generaal Volkshuisvesting en Bouwen
Optoppen moet als het aan Chris Kuijpers, directeur-generaal Volkshuisvesting en Bouwen ligt, zo snel mogelijk uit de pilotsfeer komen. “Het is namelijk een goede manier om snel woningen aan de bestaande woningvoorraad toe te voegen.” Volgens Kuijpers zal met meer aandacht voor optoppen de belangstelling ervoor navenant toenemen. “Iets gaat pas bloeien als je het water geeft. Dat hebben we ook met de flexwoningen gezien.” Hij vindt het belangrijk dat de factoren die optoppen in de praktijk belemmeren, in kaart worden gebracht.
Het gesprek met Kuijpers vindt plaats, daags nadat minister Hugo de Jonge bekend heeft gemaakt dat het realiseren van 900.000 woningen voor 2030 uit het zicht is. “Geen fijn bericht,” erkent de directeur-generaal. “Maar door onder andere de gestegen bouwkosten, de hogere hypotheekrente en beleggers die afhaken hebben we, hoe zal ik het zeggen, de wind wat tegen.” Hij hoort de laatste tijd weleens geluiden dat het dan maar wat minder wordt, maar daar wil Kuijpers zich niet bij neerleggen.
“De woningen zijn heel hard nodig
“We kunnen het uitrekenen, de behoefte is er gewoon. Dus elke dag dat we minder huizen opleveren, wordt de woningnood hoger. Dat besef is hier op het ministerie, maar ook in de Tweede Kamer echt wel aanwezig. Het is ook geen politieke doelstelling. De woningen zijn heel hard nodig.” Overigens haast hij zich te zeggen, dat er op tal van plekken nog flink wordt doorgebouwd. “Alleen zijn dat plannen die al klaar voor uitvoering waren. Het stokt nu in de aanwas van nieuwe plannen.”
Interessant fenomeen
Om toch niet op de handen te gaan zitten, wil hij alle mogelijkheden benutten om de woningvoorraad te verhogen. In dit kader noemt hij optoppen “een interessant fenomeen”. Een fenomeen dat al langer bestaat, maar nog niet breed wordt toegepast. “We hebben vooral in de jaren vijftig en zestig wijken gecreëerd die ruim van opzet zijn. Daar is niet alleen verdichting mogelijk, maar ook flats die daar staan, kunnen van extra etages worden voorzien.” Een dergelijke operatie kan samenvallen met de noodzakelijke verduurzaming van de complexen. “Uiteindelijk komen deze woningen daarvoor toch aan de beurt. Het is dan heel goed mogelijk om die verduurzaming met het realiseren van nieuwe woningen te bekostigen.” Hij geeft als voorbeeld de aanpak van de naoorlogse wijken in Zuidwest Den Haag. “Daar staan complexen met Label G en garages in de plint. Die maken plaats voor woningen.” Lachend: “Daar hebben we het niet over optoppen maar ondertoppen.”
Niet nieuw
Het voorzien van appartementengebouwen van een extra laag die daar technisch voor geschikt zijn, is natuurlijk niet nieuw. Tegelijkertijd wordt het nog niet op grote schaal toegepast. “Het is nog een niche,” ziet ook Kuijpers, “er zijn wat voorbeelden van woningcorporaties die ermee aan de slag zijn gegaan maar het is nog niet veel.” Volgens de Directeur-Generaal begint het door er meer aandacht aan te besteden. “Ik zie een parallel met de flexwoningen, daar was in het begin ook minder aandacht voor. Toen hebben we als overheid daar zelf een opdracht voor gegeven en er middelen voor vrijgespeeld. Misschien moeten we ook wel in het hele spel van regels bekijken of daar dingen in de weg zitten die de schaal beperken. Maar dat weet ik nog niet.”
“Mensen zitten naar hun idee te lang in de rotzooi, zien ertegenop of willen geen verandering. Daar moet je toch iets mee.
Elders in dit nummer noemt Rueben Kieffer, directeur strategische partnerschappen Boom Builds, in zijn gastcolumn het appartementsrecht als belemmerende factor. Volgens dit recht moeten alle eigenaren, binnen een VvE met een aanpak aan het complex instemmen. Bij huurders van een woning van de woningcorporatie is dat zeventig procent. “Je hebt inderdaad altijd mensen die ergens tegen zijn. Als blijkt dat dit echt een belemmering voor het optoppen betekent, dan moeten we daarnaar kijken. Ik vind overigens wel dat het in eerste instantie bij de initiatiefnemers ligt om huurders of eigenaren mee te krijgen. Daar moet men wel energie insteken.” Tegelijkertijd geeft hij toe dat cijfers laten zien, dat bouwen in de bestaande stad vaak op weerstand stuit. “Dat is helaas een gegeven. Je ziet dat ook bij het verduurzamen van complexen. Mensen zitten naar hun idee te lang in de rotzooi, zien ertegenop of willen geen verandering. Daar moet je toch iets mee.”
Goede voorbeelden
Hoewel het lijkt op het kip-en-ei-verhaal begint het volgens Kuijpers met goede voorbeelden. “Wanneer die er zijn, kun je bewoners die in de appartementen wonen overtuigen dat het daadwerkelijk iets toevoegt in de zin van wooncomfort en kwaliteit van hun eigen woningen.” Op het moment dat er meer mogelijkheden voor optoppen gaan ontstaan zullen ook bouwpartijen daar op reageren. “Als je door je oogharen naar die complexen uit de jaren vijftig en zestig kijkt, zijn ze voor een groot deel hetzelfde. Dat leent zich bij voorkeur voor geïndustrialiseerde concepten. Daar gaat een bouwpartij echter pas in investeren als hij een gegarandeerde afzet heeft. We hebben dit ook gezien bij het verduurzamen. Daar gaat het nu ook sneller. Maar bij optoppen zitten we nog aan de voorkant.”