Logo
menu
Atto Harsta en Chris Aerts na evaluatie programma conceptuele bouw en industriële bouw

‘We gaan voor een systeemverandering’

Een gesprek met:

Atto Harsta
Atto Harsta
Chris Aerts
Chris Aerts

Atto Harsta, transitiemanager bij De Bouwcampus heeft het haarscherp voor ogen. De afgelopen jaren is hard gewerkt aan het op gang brengen van een industriële woningbouwproductie om sneller woningen aan de voorraad toe te voegen. “En dat is heel goed geweest. We gaven het een plek in het traditionele projectontwikkelings- en bouwproces. Willen we écht substantieel versnellen, dan moeten we de overstap maken naar een nieuw systeem vormgegeven op een manier van (samen)werken die digitalisering en industriële productie mogelijk maakt.”

Het lonkende perspectief is in zijn ogen een circulaire waardeketen met een integraal realisatieproces. “We gaan dan op basis van een volledig digitale en industriële procesaanpak woningen realiseren. En niet alleen sneller maar vooral ook met kwaliteit die past bij de vele maatschappelijke opgaven waar we nu voor staan.”

Samen met digitalisering en industrialisatie expert Chris Aerts heeft Harsta het programma conceptuele bouw en industriële bouw geëvalueerd. Prefabricage en de inzet van geïndustrialiseerde woningbouwsystemen hebben in de afgelopen jaren een flinke opmars gemaakt. Zeker de laatste jaren zien veel partijen, met het ministerie van BZK voorop, dat we met sterk geïndustrialiseerde bouwsystemen de woningbouw kunnen versnellen. “En dat leidt zeker tot een versnelling,” zegt Harsta, “als deze woningproducten op voorraad staan en dus kunnen worden ingekocht en vervolgens op de locaties worden geplaatst.”

Dan heb je het dus echt over een wezenlijke versnelling. Om dit te bereiken, moeten we naar een circulaire waardeketen.

De praktijk blijkt echter een stuk weerbarstiger. De woningen staan immers niet op voorraad en worden door de fabrieken pas geproduceerd als er een opdracht is binnengehaald. “Maar er moeten ook nog locaties worden gevonden en alle inspraakprocedures moeten worden doorlopen. Feitelijk is er dus een scheiding tussen enerzijds het ontwikkelproces en anderzijds het realisatie- en bouwproces.” De programma’s en initiatieven die er in de afgelopen jaren geweest zijn focusten vooral op het industrialiseren van het productieproces. “Dus industrieel bouwen en niet-industrieel ontwikkelen én bouwen.”

Suboptimalisaties

Volgens het tweetal is dit een wezenlijk verschil. “In Nederland,” verduidelijkt Harsta, “duurt een gemiddelde woningbouwontwikkeling van planvorming tot oplevering tien jaar. Zoals we het nu doen, dus richten op industrieel bouwen, brengen we dat met pakweg één, maximaal twee jaar terug.” ‘Dat komt,” vult Chris Aerts aan, “omdat het vooral gaat om suboptimalisaties. Het bestaande product wordt met kleine stapjes beter gemaakt. Maar het totale systeem, zeg maar het grote plaatje, blijft buiten beschouwing.” En dat is essentieel om echt te versnellen. Immers, een systeemoptimalisatie brengt de gemiddelde bouwontwikkeling terug naar drie jaar. Harsta: “Dan heb je het dus echt over een wezenlijke versnelling.” Om dit te bereiken, moeten we naar een circulaire waardeketen. Dat betekent een integraal realisatieproces door woningen te gaan bouwen op een volledig digitale en industriële wijze. Kern van de circulaire waardeketen is dat bijvoorbeeld ook de exploitatie- en beheerfase worden meegenomen. “Wanneer je de maatschappelijke kosten en baten mee gaat rekenen, wordt de concurrentiepositie van dit ontwikkel-, realisatie- en exploitatiemodel gunstiger dan van woningen uit het traditionele proces.”

Het Nieuwe Normaal

Stappen

Het tweetal beseft dat we nog aan het begin staan, als het gaat om denken in circulaire waardeketen en modellen. “Daar moeten we de komende jaren aan gaan werken,” erkent Harsta. En dat geldt evenzeer voor zaken als digitalisering en parametrisch ontwerpen. Aerts: “Bedrijven kunnen, zeker als het gaat om digitalisering, nog heel veel stappen maken. Ik zie bijvoorbeeld dat er nog weinig informatie digitaal wordt vastgelegd. Of dat elk bedrijf zijn eigen model heeft. Daar is heel veel ruimte voor verbetering.”

De systeemtransitie vraagt ook om een gezamenlijke taal

Als het gaat om de huidige industriële producten, is er eveneens verbetering nodig. “Dan heb ik het over de uitstraling, de architectuur en mogelijkheid om die simpel aan lokale wensen aan te passen,” zegt Harsta. Ook ziet hij nu verschillende fabrieken worstelen met het vraag-aanbodvraagstuk. Productielocaties moeten productie kunnen maken en investeren in bijvoorbeeld robotisering om de kosten te drukken. “Maar die investeringen,” benadrukt de transitiemanager, “zijn immens en geen bank gaat dat financieren als er geen concrete afnamecijfers zijn. Daarom stellen wij het realiseren van een industrieel motorblok voor. Dus of het nu gaat om nieuwbouw, optoppen of transformatietrajecten, naar industrieel vervaardigde concepten wordt gekeken. En dan eigenlijk bouw-breed, dus ook commercieel vastgoed en scholen. Er moet volume komen.” Aerts: “Je ziet nu dat fabrieken vooral ook voor de eigen productie produceren. Het is echter ook denkbaar dat ze als een white-label voor concullega’s producten gaan maken.”

Focus

Om dit alles te bereiken is het wel nodig dat de focus op de langere termijn komt te liggen. “Mijn pleidooi richting BZK is dan: ga niet als een dolle achter allerlei acute woningbouwvraagstukken aanrennen. Maar stel daarbij juist de vraag: waar willen we dat de bouw in 2030 en 2050 staat. En,” voegt hij er in één adem aan toe, “de systeemtransitie vraagt ook om een gezamenlijke taal. Daar willen we ook met alle partijen aan werken. Dat we hetzelfde eindbeeld voor ogen hebben, dezelfde digitale en industriële bouwstenen gaan gebruiken en ook de sociale innovaties die noodzakelijk zijn voor de acceptatie begrijpen.”

Deel dit artikel: